1.1.6: 1460 - 1585 - Boekband (incl. boekbinderijen)


Tot omstreeks 1830 werd de boekband normaliter in opdracht van de eerste eigenaar van het boek gemaakt. Deze kocht het ongebonden, in losse vellen of gevouwen katernen die door een voorlopig naaisel bijeengehouden werden. Daarna ging hij naar een binder, die het overeenkomstig zijn wensen en middelen en diens kunnen definitief bond. De beroepen van uitgever, boekverkoper en binder stonden niet apart. Tot zeker het midden van de zestiende eeuw werden drukken en binden ook wel gecombineerd, mogelijke voorbeelden zijn Johan Veldener en Jacob Bathen, maar later zelden. De combinatie boekverkoper en binder was meer normaal.

Bij het binden werden de afzonderlijke vellen van het boek op volledigheid gecontroleerd, eventueel nagelijmd en vervolgens gevouwen. De resulterende katernen werden met garen genaaid tegen bindingen van leer, perkament of touw, die als ribben op de rug zichtbaar bleven en in de Renaissance soms verzonken in zaagsneden werden aangebracht. Na het afsnijden van onregelmatigheden aan het boekblok, eventuele versiering van de snede en het besteken van kapitalen, werden platten van hout of karton aangeregen en het geheel met leer of perkament of een ander materiaal bekleed. Bij eenvoudige perkamenten splitselbanden was de rug niet aangeplakt en bleven de platten soepel; de platkern was dun of bleef achterwege. Tot de afwerking behoorde tot het einde van de zestiende eeuw het aanbrengen van sloten of beslag uit messing of zilver, of van sluitveters of sluitlinten. Wanneer de opdrachtgever dit wenste, werd de band daarna bestempeld, tot circa 1550 blind en daarna in toenemende mate met goud.

Overzichtsstudies van de geschiedenis van de Nederlandse boekband tot het einde van de zestiende eeuw bestaan niet. Enkele opmerkingen moeten daarom volstaan. Boekbanden uit de vroege Middeleeuwen bestonden vooral uit wildleer over stevige houten platten of uit soepel perkament. De betere stukken uit de late Middeleeuwen en de vroege Renaissance bestonden uit glad gekolfd kalfsleer over afgeschuinde houten platten; sloten en beslag waren minder robuust dan voorheen. Eenvoudiger perkamenten banden en omslagen in leer of perkament werden ook gemaakt, wellicht in vrij grote hoeveelheden. Er bestaat geen verschil tussen banden om handschriften en drukken. Uit de periode voor 1450 zijn weinig stukken bekend; uit die erna aanzienlijk meer.

De geschiedenis van de bestempelde band vangt in de Nederlanden rond 1350 aan, wellicht al rond 1250, met banden die met een paneelstempel bedrukt werden - een Nederlandse uitvinding, die hier tot omstreeks 1560/1570 met eerst toennemende en later afnemende regelmaat is toegepast. In de Noordelijke Nederlanden werden tot ongeveer 1500 allerlei soorten platbestempeling toegepast, van een simpel ruitenpatroon van lijnen en een met kleine handstempels, tot plaatstempelafdrukken middenop de platten, gevat in een lijst van lijnen met groepen kleine stempeltjes. In tegenstelling tot die uit het Zuiden, werden bij de Noord-Nederlandse band vrijwel nooit meerdere panelen op één plat afgedrukt.

Rond 1510 traden onder invloed van de tot circa 1600 belangrijkere Zuidelijke Nederlanden veranderingen op. In de ruitvelden werden speciaal hiertoe gesneden, ruitvormige stempels afgedrukt. Vanaf 1520 won onder invloed van Duitsland het gebruik van rolstempels, rond 1480 geïntroduceerd, aan belang. Op verder middeleeuws aandoende banden, brengen deze een renaissancistische thematiek. Maar de houten platkernen werden geleidelijk vervangen door kartonnen (vaak van aaneengeplakte vellen maculatuur); de sloten door sluitveters.

Omstreeks 1550 introduceerde de beroemde drukker en binder Christoffel Plantijn te Antwerpen het goudstempelen, dat hij in Parijs geleerd had. De techniek werd spoedig daarna in het Noorden overgenomen. Rond 1570 werden het eveneens renaissancistische strooipatroon en de stempelingen in 'Perzische' hoekplaatstempels en middenplaatstempels door binders in het Noorden van die in het Zuiden overgenomen, maar zelden in die kwaliteit. Ook de stempeling in kaders (meest van lijnen), hoekstempels of hoekplaten en een middenstempeling kwam op. Deze bepaalde, in sobere en rijkere varianten, het gezicht van de Nederlandse boekband van 1590 tot de jaren dertig van de zeventiende eeuw.


auteur: Jan Storm van Leeuwen
 
 


Boekband (incl. boekbinderijen)